, [], Whether Christ will judge under the form of His humanity?
Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [Dit] zag ik, [44]totdat er tronen gezet werden, en [45]de Oude van dagen Zich zette, Wiens kleed [46]wit was als de sneeuw, en het haar Zijns hoofds [47]als zuivere wol; [48]Zijn troon was [49]vuurvonken, deszelfs raderen een brandend vuur. 44. Dat is, totdat de tijd gekomen was, dat God gericht over die tirannen gehouden, hen gestraft en zijn volk van hunne tirannie verlost heeft. Anders: totdat zij [te weten de engelen] de tronen [te weten van de koningen der aarde] hebben henengeworpen. Anderen nemen het in dezen zin: Totdat die koningen hunne tronen, of koninklijke stoelen, verlatende, voor God weken, toen God nakende was ten gericht, totdat Hij zijn troon boven alle andere zou oprichten. 45. Dit is ene omschrijving van den eeuwigen waren God, die voor alle eeuwigheid geweest is, nu is, en in alle eeuwigheid zijn zal; alzo ook vs.13,22. 46. Koningen en vorsten droegen eertijds witte klederen; zie Gen.41:42, en Esth.8:15. Zodat het hier betekent de majesteit van God. 47. Afbeeldende de reinheid Gods. Vergelijk Ps.51:6; Rom.3:4. 48. Eigenlijk te spreken heeft God noch troon, noch stoel, en wordt Hij met geen raderen voortgetrokken; maar het heeft Hem belieft zich zijnen profeten in verscheidene gedaanten te vertonen, om hun enig bewijs zijner tegenwoordigheid te geven. 49. Of, vuurspranken, afbeeldende den toorn en het strenge gericht van God. Want gelijk het vuur alles verslindt, alzo is ook God een verterend vuur voor de goddelozen.